Samen-werken met en voor vergunninghouders

Hoe verschillend mensen ook van elkaar zijn, hoe verschillend de afkomst ook is, de wil om een bestaan in Nederland op te bouwen, is overkoepelend voor vergunninghouders.[1] Dat lijkt een ‘open-deur-conclusie’ en toch blijkt het opbouwen van een bestaan in werkelijkheid een moeilijk te nemen horde. Een diversiteit van oorzaken is daar debet aan. Al jarenlang werk ik met vergunninghouders.[2] Ik heb vanuit verschillende posities (maatschappelijke begeleiding, IND, juridische bijstand) gezien wat vergunninghouders allemaal tegenkomen in Nederland. In de vele gesprekken, die ik met vergunninghouders heb gevoerd, viel mij steeds op hoe goed mensen konden aangeven wat wel en wat niet werkte; wat vergunninghouders nodig hebben om te kunnen participeren.[3] Het belang van een goede integratie in Nederland is ook hen niet ontgaan. Met dit uitgangspunt blijkt ook ineens hoe dicht de belangen van gemeenten, maatschappelijke begeleiding en vergunninghouders bij elkaar kunnen liggen. Om dit te bereiken is samen-werken met en voor vergunninghouders verreweg het belangrijkste. In dit blog leg ik uit wat dit inhoudt en wat het belang van samen-werken is.

Samen-werken

U heeft zich vast afgevraagd wat de reden van het streepje is tussen ‘samen’ en ‘werken’. Voor mij symboliseert dit een aantal belangrijke uitgangspunten. Op de eerste plaats heeft elke professional en elke vrijwilliger, die met vergunninghouders samenwerkt, zijn of haar eigen expertise en ervaringen op dit gebied. Er is ook nog eens een enorme diversiteit aan mensen waar de vergunninghouder mee te maken krijgt. Dat geeft meteen het belang van samenwerken aan. In deze context dient samen-werken gelezen te worden als het samenwerken van iedereen in het netwerk van een vergunninghouder. Denk aan Vluchtelingenwerk en diens vrijwilligers, taalscholen, gemeenten, taalmaatjes, sw-bedrijven. Deze partijen vormen met hun expertise als het ware een multidisciplinair team. Het belang van samenwerken en multidisciplinaire teams zie ik ook terug in onderzoeken naar de participatie van vergunninghouders.[4] Het uitgangspunt is dat de vergunninghouder baat heeft bij die samenwerking. Door samenwerken kunnen we immers kennis en ervaringen delen en worden we één groot multidisciplinair team.

Het uitgangspunt, samen werken zonder het streepje, is iets anders. In het geval van samen werken, geven we vergunninghouders de kans om deel te nemen aan het arbeidsproces. Niet later, maar nu. Niet maanden wachten na het verkrijgen van de sleutel van het huis. Van vergunninghouders heb ik begrepen dat het beste moment is om ongeveer vier weken na het verkrijgen van de sleutel aan de slag te kunnen. Een Eritrese man zou daarover tegen mij: “Als we te lang moeten wachten, gaan wij alleen maar slapen.” Dit vraagt van bijvoorbeeld werkgevers, sw-bedrijven, dat zij vergunninghouders daadwerkelijk en vroegtijdig een werkplek bieden en daarin begeleiden. Ook als iemand nog niet aan zijn inburgeringsverplichting heeft voldaan of de Nederlandse taal nog niet zo goed beheerst. Samen werken betekent willen investeren in een vergunninghouder, want met ‘samen werken’ begint het pas echt. Wanneer een vergunninghouder start met werken is het van groot belang dat er werknemers klaar staan, die met vergunninghouders samen gaan werken. De zogenaamde buddy’s. Zonder buddy’s leert een vergunninghouder nauwelijks de taal en trekt hij of zij zich terug met landgenoten.[5] Het uitgangspunt van samen werken is dat een vergunninghouder op een praktische manier kan leren.

Samen-werken met vergunninghouders

Het derde uitgangspunt van samen-werken blijft vaak onderbelicht. Persoonlijk vind ik het een essentieel onderdeel van het samen-werken, te weten het samenwerken met vergunninghouders zelf. Ik zou mijn werk niet hebben kunnen doen zonder de kennis, kunde en ervaring van vergunninghouders. Zij hebben mij leren zien wat ik niet zag door mijn westerse manier van denken en doen. Ik leerde hen wat zij niet zagen door de niet-westerse manier van denken en doen.

Door vergunninghouders te betrekken in de ontwikkeling van programma’s voor hen kunnen deze beter aansluiten op wat vergunninghouders nodig hebben om te kunnen participeren. Zo is het belangrijk voor vergunninghouders dat zij ankers krijgen in de vaak nog onbekende Nederlandse samenleving, de normen en de waarden. Het zal de politiek vast als muziek in de oren klinken, maar een Syrische man zei het echt: “Zonder dat jullie het weten, hebben jullie met de participatieverklaring goud in handen.” Hij bedoelde daarmee dat de onderwerpen, zoals deze genoemd worden in de participatieverklaring, antwoorden geven op de vele vragen over Nederlanders die vergunninghouders hebben. Vergunninghouders die het inburgeringsprogramma al doorlopen hebben, hebben allerlei ideeën hoe met de onderwerpen uit de participatieverklaring praktisch aan de slag gegaan kan worden. Uit ervaring weet ik hoe geweldig zij het zouden vinden om samen met Nederlanders een programma te maken om landgenoten in Nederland welkom te heten en wegwijs te maken.

Om te kunnen participeren en werken hebben vergunninghouders niet alleen de Nederlanders nodig, maar ook elkaar. De een is voor de ander een voorbeeld of een rolmodel. Een Eritreeër zei daarover tegen mij: “Als een landgenoot van mij alleen maar Nederlanders ziet werken, denkt hij, dat lukt mij nooit. Als mijn landgenoot mij in uw bedrijf ziet werken, denkt hij: oh, een Eritreeër heeft de inburgering gehaald èn werk, dan kan ik het ook!” Om te kunnen participeren en werken, hebben we bruggenbouwers nodig. We kunnen van elkaar leren. In de recent verschenen ‘Handreiking ondersteuning Eritrese nieuwkomers bij integratie’ is meer te lezen over de inzet van culturele bruggenbouwers.[6]

Tot slot

Waar ik successen heb gezien, werd er samengewerkt tussen partijen rondom vergunninghouders. In die situaties werd kennis gedeeld en werkten verschillende disciplines samen. In succesvolle situaties was respect voor elkaars expertise de basishouding en namen professionals en vrijwilligers hun eigen grenzen in acht. In die situaties was de vergunninghouder nooit ‘van’ iemand. Nee, de vergunninghouder werd in succesvolle situaties gezien en benaderd als een individu, die een bestaan in Nederland aan het opbouwen is. Waar gedacht werd ‘ik weet het beter’, ging het vaak mis. Waar gedacht werd ‘samen weten we veel en ook niet alles’, werden stappen in de goede richting gezet.

Samen-werken betekent met de vergunninghouder samen werken aan een plan. Persoonlijk heb ik werken samen met vergunninghouders of anders gezegd, werken met mensen uit een andere cultuur als een verrijking ervaren. Ik kan het aanraden. Het vraagt een open houding van alle partijen en dan komen we samen een heel eind. Het vraagt om denken in mogelijkheden, ook al zijn die mogelijkheden wellicht anders dan we gewend waren. Door samen-werken creëren we een basis waarop een vergunninghouder kan bouwen aan zijn of haar eigen toekomst in Nederland.

[1] Ik gebruik het woord ‘vergunninghouders’, wetende dat er varianten worden gebruikt.

[2] Ester van Heugten is jurist en begin 2017 afgestudeerd met de scriptie ‘Hoor je mij? Een evaluatie van het horen van alleenstaande minderjarige vreemdelingen tussen de 12 en 18 jaar in de Nederlandse asielprocedure’. Ester heeft alle facetten van het werken met vluchtelingen gezien. Zo werkte zij tussen juni 2014 en juni 2016 als hoor- en beslismedewerker bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst, heeft zij veel ervaring in de maatschappelijke begeleiding voor diverse gemeenten en verleende zij juridische bijstand, ook i.s.m. advocaten.

[3] Zie ook Tamar de Waal, De ‘perverse kant’ van het inburgeren, NRC 20 september 2017.

[4] Engbersen e.a., Geen tijd verliezen: van opvang naar integratie van asielmigranten, WRR-policy brief 4, p. 41/42, Den Haag: WRR, december 2015.

[5] KIS en partners brengen zelfredzaamheid nieuwkomers in kaart, Eerste tussenstand: meer afstemming en maatwerk vereist, 10 oktober 2017.

[6] Farier, Kahman & Massink, Handreiking voor ondersteuning van Eritrese nieuwkomers bij hun integratie, jullie Nederlanders hebben voor alles een systeem, KIS, p. 18/19, augustus 2017.

Plaats een reactie

Naam
E-mailadres
Persoonlijk bericht *

Deel dit artikel